Пролетарии
всех стран, соединяйтесь!
Op 1 mei 1890 voerden over heel de wereld – in Europa, in Australië, in de beide Amerika's – arbeiders actie voor de invoering van de achturige werkdag. In sommige landen werd gestaakt, elders hielden de actievoerders het bij demonstraties en meetings.
Acht uur! zoo klinkt door alle landen,Acht uur zij onze arbeidstijd.Acht uur aan d' arbeid onzer handenEn ook aan onzen geest gewijd.Wij willen flink en krachtig werken,Maar 't lichaam geven onzen eisch!Wij willen maag en geest versterken,En vrijheid zelfs tot elken prijs.Acht uur! Acht uur!Geen langer arbeidsduur!Ten strijd! Komt allen op ten strijd!Ten strijd voor acht uur arbeidstijd!
Een werkdag van 8
uur lijkt vandaag zonder meer vanzelfsprekend. Het principe van de achturige werkdag staat centraal in heel onze arbeidswetgeving. In België vertrekken zowel de Arbeidswet van 16 maart 1971 als de Arbeidstijdwet van 14 december 2000, die de arbeidsduur in de diverse sectoren van de private en de publieke tewerkstelling regelen, van een atbeidsdag van 8 uur. Sinds enkele decennia is het in bepaalde neoliberale kringen zelfs weer bon ton geworden zich tegen deze achturige werkdag af te zetten. Met enig
dédain wordt er dan gesproken over de dienstklopper die nét zijn acht uren
presteert en hiermee te kennen geeft slechts matig gemotiveerd te zijn. Het
ware engagement uit zich in méér werken. Of de bovengrens van 8 uur werk per dag, wordt aangeklaagd omdat ze flexibilisering in de weg zou staan en schadelijk zou zijn voor de productiviteit en de concurrentiekracht van de ondernemingen. Er wordt dan ook flink gelobbyd om aanpassingen aan Arbeidswet en Arbeidstijdwet gerealiseerd te krijgen. Helemaal van de pot gerukt is de vraag tot flexibilisering natuurlijk niet: in een steeds sneller veranderende economische context, gaat het niet op om onwrikbaar vast te houden aan een arbeidsregeling die au fond teruggaat op een wet van net na de Eerste Wereldoorlog. Want het was de Wet tot invoering van de achturendag en van de achtenveertigurenweek, geïntroduceerd onder minister van Arbeid Joseph Wauters op 14 juni 1921, die de achturige werkdag in België introduceerde. Maar het is zeker niet zo dat de twee wetten die de arbeidstijden regelen, geen flexibiliteit toestaan. Voor de meest uiteenlopende sectoren - van veiligheid over horeca tot cultuur - zijn afwijkingen op diverse bepalingen van de wetgeving legio. Daarbij is tot vandaag de werkdag van 8 uur echter de norm, en dat wordt links en rechts (bij wijze van spreken, in feite is het eerder rechts en uiterst rechts) gecontesteerd.
Nog niet zo
heel lang geleden was een werkdag van 8 uur een vrome, verre wens. In de tweede
helft van de 19de eeuw presteerde een fabrieksarbeider zo'n 12 tot 16 uur per
dag, 6 dagen per week, voor een hongerloon. Zo mogelijk nóg meer uren klopten
de meestal in schrijnende armoede ploeterende huisarbeiders: vellenbewerkers,
stoelbinders, kantwerksters. In 1886 moesten metaalarbeiders 's morgens tussen
6 en 7 uur hun werk beginnen, om dan door te werken tot 7 uur – half 8 's
avonds. De kompels in de mijnen werkten zo'n 11 uur, textielarbeiders klopten
shiften van 13 à 14 uur. Een regime van 3000 werkuren per jaar was geen
uitzondering. Vandaag ligt het regime van een West-Europese werknemer, althans
officieel, op wat meer dan de helft daarvan.
Vincent van Gogh, De terugkeer van de mijnwerkers. Marcasse, Borinage, na april 1881. Inkt, potlood en penseel. Otterlo, Museum Kröller-Müller State Museum |
De
arbeidsomstandigheden waren gewoonlijk ongezond en meestal bovendien
gevaarlijk. Koploper op dit vlak waren de mijnen, zoals de mijn van Marcasse in
de Borinage, die Vincent van Gogh in 1879 beschreef in een brief aan zijn broer
Theo.
Die mijn staat in slechten naam vanwege dat er velen in omkomen, hetzij bij het afdalen of naar boven gaan, of door stiklucht of gasontploffing, of door het water in de grond, of door het instorten van verouderde gangen, enz… Het is een sombere plek en bij 't eerste gezicht heeft alles in de omtrek iets akeligs en doodsch. De arbeiders aldaar zijn meestendeels lieden vermagerd en verbleekt door de koorts, en zien er vermoeid en uitgemergeld uit, verweerd en vroegtijdig verouderd, de vrouwen vaal en verlept over 't algemeen. Rondom de mijn armoedige mijnwerkerswoningen, met een paar doode bomen, geheel zwart berookt, en doorenheggen, mestvaalten en aschhoopen, bergen onbruikbare steenkool enz… Deze mijn heeft vijf verdiepingen, 3 daarvan de bovenste, zijn uitgeput en verlaten en men werkt er niet meer in omdat er geen steenkool meer is… De gangen zelf zijn als groote schoorstenen bij de Brabantsche boeren. In sommige lekt het water overal door en het licht van de mijnwerkerslamp maakt er een zonderling effect, en weerkaatst als in een grot van druipsteen. Sommige arbeiders werken in de maintenages, andere laden de losgemaakte steenkool in kleine wagens, die op rails als van een tramway vervoerd worden, het zijn vooral kinderen die dit doen, zowel jongens als meisjes.Kinderarbeid werd pas vanaf 1889 gereglementeerd; in 1869 werkten nog 3000 kinderen jonger dan 12 (lees: vanaf een jaar of 6) in de Belgische mijnen.
Mijnwerkersopstand te Mons, 1893 |
De achturendag –
8 uur werk, 8 uur ontspanning, 8 uur rust – was in deze context zonder
meer een revolutionaire gedachte.
Geheel nieuw was
de idee nochtans niet. De Britse industrieel en utopische socialist Robert Owen
(1771-1858) bracht ze in 1817 reeds naar voren: in de socialistische
coöperaties die hij opgericht wou zien, zou maximaal 8 uur per dag worden
gewerkt. In zijn eigen fabriek slaagde hij er overigens niet in de achturendag
toe te passen: 10 ½ uur was er de norm. Pas in 1856 werd de achturendag voor
het eerst in de praktijk gebracht. Down under nog wel, in Melbourne, waar
stakende arbeiders hun eis er door kregen. Drie weken lang werkten zij in het
achturendagsysteem – daarna werd het oude stelsel opnieuw ingevoerd. Ook in
Frankrijk mochten de werkers na de revolutie van 1848 even van een kortere
werkdag proeven, één van 10 uur. Die hield overigens maar enkele maanden stand:
na de val van de efemere Tweede Republiek keerde l'Hexagone weer naar een
arbeidsdag van 12 uur.
De Eerste
Internationale (Londen 1864) onderschreef het principe van de achturendag maar
steunde in de praktijk vooral de strijd voor de invoering van de tienurige
werkdag, die als een zeer belangrijke tussenstap werd beschouwd. Hier en daar
wist men vanaf de late jaren 60 door middel van stakingen een verkorting van de
arbeidsduur tot 10 uur of minder af te dwingen. Soms waren die stakingen ware
krachtmetingen: in 1872 staakten de Brusselse steenhouwers 5 maanden vóór het
patronaat toegaf.
Ook in de
Verenigde Staten werd vanaf de jaren 60 geijverd voor een verminderde
arbeidsduur. Met succes, want in 1868 introduceerde men er in de
staatsbedrijven de achturendag. In de privé-ondernemingen hield het regime van
11 à 12 uur stand. Op het Congres van Chicago (1884) stelde de Federation of
Organized Trades and Labor Unions 1 mei 1886 voorop als de datum waarop de
strijd voor de veralgemeende achturendag voorgoed zou aanvangen:
Arouse, ye toilers of America! Lay down your tools on May 1, 1886, cease your labor, close the factories, mills and mines – for one day in the year. One day of revolt – not of rest! A day not ordained by the bragging spokesmen of institutions holding the world of labor in bondage! A day on which labor makes its own laws and has the power to execute them! All without the consent or approval of those who oppress and rule. A day on which in tremendous force the unity of the army of toilers is arrayed against the powers that today hold sway over the destinies of the people of all nations.
Van oudsher was in het Verenigd Koninkrijk 1 mei de dag geweest waarop contracten werden afgesloten of vernieuwd, achterstallige cijnzen betaald, schulden vereffend, verhuisd naar een nieuwe woning. De Britse kolonisten namen deze traditie mee naar New England. Dat men precies op 1 mei actie ging voeren, lag dus een beetje voor de hand.
De
"martelaren voor de achturendag", zoals ze in de contemporaine
socialistische pers gewoonlijk worden genoemd, gaven 1 mei internationale
bekendheid. Op het internationaal syndicaal congres van 1888 te Londen stelde
de Gentse socialistische voorman Eduard Anseele voor dat het congres 1 mei zou
uitroepen tot de dag waarop overal ter wereld arbeiders op hetzelfde uur zouden
manifesteren voor de achturendag. Zijn voorstel werd niet opgenomen in de
slotresolutie van het congres, maar op het stichtingscongres van de Tweede
Internationale (Parijs 1889) werd het opnieuw naar voren gebracht én unaniem
goedgekeurd.
Zo werd 1 mei
1890 de eerste dag dat overal ter wereld werklieden gelijktijdig actie voerden
om hun eisen voor betere arbeids- en leefomstandigheden kracht bij te zetten.
Het duurde in België overigens nog tot 1921 (wet van 14 juni) vooraleer de
achturendag wettelijk werd verplicht gesteld.
1-Meiparade op het Rode Plein, Moskou, Sovjetunie, 1933 |
1 mei volgens de Oekraïense feministische actiegroep Femen |
1-meiviering van het Vlaams Belang
|
Sint-Jozef Timmerman, bidprentje |
Na de Tweede Wereldoorlog,
toen in volle Koude Oorlog zowel de populariteit van als de aversie tegen het
Oostblok in West-Europa aanzienlijk waren, stelde de rabiate communistenhater
Pius XII in 1955 het feest van Sint-Jozef Arbeider in op 1 mei. Jozef, de vader
van Jezus van Nazaret en volgens (vooral) de apocriefe evangeliën een
timmerman, werd als ambachtsman Jozef hét icoon van het christelijke
arbeidsethos.
Tot zover 1 mei
post 1890.
Maar ook voorheen
was er natuurlijk al een 1ste mei. En ook die werd gevierd.
Al heel vroeg
zelfs.
Met de kalenden
van mei (dus op 1 mei) vierden de Romeinen het feest van de godin Maia met het
offer van een drachtige zeug. Deze Maia of Maiesta, een nogal obscure maar in
de vroegste dagen van de Latijnen heel belangrijke godheid die werd
geïdentificeerd met Tellus, de aarde en met de al evenmin duidelijke godinnen
Fatua, Ops en Fauna, werd aanroepen als Bona Dea, de goede godin. Maia had te
maken met de groei der dingen (haar naam is verwant met maior, maius,
"groter"). Later werd Maia ook nog geïdentificeerd met haar Griekse
naamgenote, de moeder van Hermes, en geassocieerd met het sterrenbeeld van de
Pleiaden.
De Kelten van de
Britse eilanden (Ieren, Schotten en Welshmen) vierden op 1 mei Beltane.
Beltane sloot het
koude winterseizoen, dat met Samhain (1 november) was begonnen, af en zette het
warme seizoen, de zomer, in. Diverse oorsprongen of ontstaansgeschiedenissen
werden met Beltane in verband gebracht. Zo lezen we in het Lebor Gabhála Erenn,
het boek dat de opeenvolgende tijdperken van de Ierse mythologische
voorgeschiedenis verhaalt, dat onder andere het godenvolk van de Tuatha Dé
Danaan op 1 mei op de Ierse kust landde. Een vorig titanengeslacht, aangevoerd
door Partholon, had ook al met Beltane voor het eerst in Ierland voet aan wal
gezet.
Beltane was
vooral een vuurfeest. Mogelijk ook al eerder, maar zeker vanaf de 8ste eeuw
(waaruit de oudste vermelding dateert) tot de eerste decennia van de 19de, stak
men in Ierland en Schotland op 1 mei vuren aan, bij voorkeur op de top van een
heuvel. Het vuur werd aangemaakt op de primitiefst denkbare manier, met een
vuurboor en turf of zwamvlok, wat een aanwijzing kan zijn voor het archaïsche
karakter van het ritueel. Men geloofde dat de Beltane fires
vruchtbaarheidsbevorderende eigenschappen hadden en het kwaad op een afstand
hielden: driemaal door het vuur lopen of erover springen garandeerde een grote
oogst, schapen en runderen die er langsheen werden gejaagd, bleven gevrijwaard
van ziekte.
Maypole. Engeland, ca. 1907 |
Men hakte de boom
om, ontdeed hem deels of helemaal van zijn takken en richtte hem dan op in het
midden van het dorpsplein, op de grote markt van de stad of op een andere
sociaal belangrijke locatie. In sommige streken werd de meiplanting
geïndividualiseerd en stond er één voor ieder huis, op elk erf, hier en daar
zelfs op het dak. Rond de boom of staak, die werd opgesmukt met guirlandes van
jong groen, gekleurde slingers en linten, kruiken en ander huisraad, werd
gedanst. Onder het jonge volkje werd een meikoningin gekozen en gekroond, en
vaak ook een meikoning; beiden gingen, met bloemen getooid, als een bruidspaar
door dorp of stad terwijl zij de meizegen gaven aan de omstaanders.
Yeni Haber, meikoningin te Genk, 2010 |
Reine du muguet met hofdames. Rambouillet, 2008 |
Meiklokje of lelietje-van-dalen (Convallaria majalis) |
Een late variant hierop is de waarschijnlijk pas in de 19de eeuw in Ile-de-France ontstane gewoonte op 1 mei een reine du muguet te kiezen en aan geliefden, vrienden en familie een takje van het naar verluidt gelukbrengende meiklokje te geven.
Jongemannen
plantten ook een liefdesmei voor het raam van hun lief om haar eer te bewijzen,
een gebruik dat in nogal wat liedteksten opduikt:
Schoon lief hoe ligt gy hier en slaeptIn uwen eersten droome?Wil opstaen en den mei ontfaen,Hy staet hier al zoo schoone.
Of dit stukje rederijkerspoëzie:
Ik wil den mei gaan houdenVoor myn liefs vensterkijn,Ende schenken myn lief trouweDie allerliefste myn,Ende zeggen: Lief wilt komenVoor u klein vensterken staen.Ontvangt den mei met bloemen,Hy is zoo wel gedaen.
Het hoeft niet
gezegd dat het niet bij takjes planten en liedjes zingen bleef. Volgens de
Nederlandse volkskundige Catharina van de Graft werd meer dan een derde van de
meisjes in de eerste meinacht vrouw. Bij deze buitengewone seksuele activiteit in de context van de meiviering kunnen overigens vraagtekens worden geplaatst. Uit onderzoek naar het voorkomen van buitenechtelijke geboorten in Engeland, concludeerden Peter Laslett en Karla Oosterveen dat meinacht blijkbaar weinig extra concepties opleverde: die vonden vooral plaats in de late zomer. Misschien was het destijds, voordat global warming almaar vroeger in het jaar voor zomerse temperaturen begon te zorgen, begin mei te frisjes voor veel geflikflooi in de lentelucht.
Waar de meiboom
vandaag nog bestaat, kan hij worden beschouwd als neofolklore, een ten behoeve
van het toerisme opnieuw gecreëerd gebruik. Want behalve een kortstondige
hausse tijdens de Franse bezetting – het revolutionaire Frankrijk gebruikte hem
als instrument om de idealen van Liberté, Égalité en Fraternité te verspreiden
– verdween de meiboom in de Lage Landen in de loop van de 18de eeuw grotendeels
uit de steden en in de 19de uit de dorpen op het platteland. Hoewel het gebruik
eeuwenlang door de Kerk was bestreden omwille van de losbandigheid en het
occasionele geweld die met de vaak behoorlijk wilde vieringen gepaard gingen,
was die er blijkbaar niet in geslaagd de traditie helemaal uit te roeien (al
deden démarches als de wijding van de hele meimaand aan de Heilige Maagd
uiteraard hun duit in het zakje.) Het was vooral een veranderde mentaliteit die
de meiboom op de vuilnisbelt van de geschiedenis deed belanden. "Het
heette," schrijft Jef de Jager in Rituelen, "dat de feestelijkheden
zozeer waren ontaard dat nette mensen er niet langer aan mee wilden doen. Maar
het is niet waarschijnlijk dat het feest van karakter was veranderd; eerder
waren die nette mensen 'netter' geworden. Vrijage werd namelijk voor steeds
meer paartjes een privé-aangelegenheid."
Waarom plantte men een meiboom?
Dat er een
verband is met de in mei bijna explosief losbarstende natuur, lijkt zonneklaar.
Op welke manier dan wel, is al wat minder duidelijk. James George Frazer
betoogde in The Golden Bough uitvoerig dat de meiboom een relict is van een
oude vegetatiecultus waarin de verering van bomen, of meer precies van de in
bomen huizende geesten, centraal staat. Door de boom uit het bos in dorp of
stad te brengen, importeerde men ook het levensvernieuwende numen dat in de
boom huisde; aan dat numen participeerde men door de boom te versieren en
eromheen te dansen.
Voor de Roemeense
godsdiensthistoricus Mircea Eliade waren de meifeesten niets minder dan
kosmogonische riten, waarbij de schepping van de wereld ritueel werd
overgedaan. In de winter sterft de vegetatie, met de lente herleeft zij. Om
deze herleving te bekrachtigen en te verzekeren, moet de mens ingrijpen. Hij
moet de schepping van de kosmos herhalen, de wereld weer structuur geven na de
chaos van de winter. Daarom wordt een boom geplant. Hij duidt het centrum aan en
brengt zo oriëntatie en orde waar voorheen slechts ordeloosheid was. De boom is
de Axis Mundi, de wereldas. Het schertshuwelijk van meikoningin en
–koning is au fond eveneens sacraal: het is een echo van de in illo tempore
aangegane verbintenis van hemel en aarde, de oorspronkelijke hiërogamie waaruit
het leven is voortgekomen. In oorsprong was het meifeest dus meer dan louter
vermaak: het was een heilig gebeuren. Bijgevolg was het ook niet zonder gevaar:
1 mei stond buiten de historische tijd van de mensen en participeerde aan de
mythische oertijd, waarin bovennatuurlijke en magische krachten vrij spel
hadden. In de eerste meinacht, Walpurgisnacht, waren de elfen, trollen en
andere geesten van aarde, water, lucht en vuur actiever dan ooit, terwijl de heksen,
zoals we onder andere kunnen lezen in Goethes Faust, hun jaarlijkse sabbat
vierden. Het was om deze krachten van het duister af te weren dat men vuren
ontstak, waar men dan het vee langsheen joeg omdat het uiteraard ook de wezens
van de nacht waren die de dieren ziek konden maken.
Nogal wat
historici, vooral van socialistische signatuur, ontkennen dat het hedendaagse
Feest van de Arbeid ook maar iets te maken zou hebben met de andere, oudere,
meivieringen. Hoogstens zou sprake zijn van hier en daar de ontlening van wat
symbolische parafernalia, zoals het meiklokje, dat een vast ingrediënt is
geworden van het socialistische feest. Diametraal tegenover deze visie staat
die van een aantal godsdiensthistorici en antropologen, die precies een merkwaardige
continuïteit menen te kunnen zien in de 1-meifeesten, van vegetatiecultus tot
vakbondshoogdag. "Le jour du 1er mai est célébré aujourd'hui comme jour du
travail et de la liberté; pour la mentalité moderne, cette fête conserve en
partie le mythe de la régénération et de l'amélioration du bien-être collectif,
mythe commun à toutes les sociétés traditionalistes," lezen we in Eliades
Traité d'histoire des religions. Mogelijk is dit overdreven (en in ieder
geval niet feitelijk te bewijzen), maar zeker is dat ook voor de
hedendaagse industriële of postindustriële sensibiliteit de idee van
hernieuwing, van (her)beginnen met een schone lei, onverbrekelijk met 1 mei (en
bij uitbreiding met de hele meimaand) verbonden blijft. Herman Gorters nieuwe
lente die een nieuw geluid brengt, is meer dan een cliché: we zien en horen nog
altijd, we voelen nog steeds in onze knoken, dat het klopt.
Kameraadschappelijk!
In 1944 dirigeerde Arturo Toscanini, die Italië ontvlucht was voor Mussolini's fascistische regime, Giuseppe Verdi's Inno delle Nazione om de overwinning van de Geallieerden te eren. Verdi componeerde zijn Inno oorspronkelijk rond de nationale hymnes van Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië. Om de geallieerde zege te huldigen, besloot Toscanini de Italiaanse hymne weg te laten en That Star Spangled Banner voor de VS en de Internationale voor de USSR toe te voegen. In de jaren 1950, toen met senator McCarthy het House Un-American Activities Committee op volle toeren draaide, knipten censoren de Internationale uit de opname en het filmpje werd lange tijd verloren gewaand.
Toscanini leidt het NBC Symphony Orchestra en het Westminster Choir. Ook Jan Peerce is van de partij als tenor solo, maar die zie je niet in dit fragment.
http://www.facebook.com/HetGenootschap